1. Voor de sprong
- Aanloop: Atleten mogen hun eigen aanloop kiezen, meestal tussen 8-12 stappen.
- Hoogte: De hoogte wordt bepaald door de wedstrijdorganisatie en stijgt tijdens de competitie.
- Materiaal: De lat moet stevig op de steunen liggen en mag niet worden vastgezet.
2. Tijdens de sprong
- Aanloop: De atleet moet een rechte aanloop nemen zonder de lat aan te raken voordat de sprong begint.
- Afzet: De afzet moet plaatsvinden met één been.
- Over de lat: De atleet moet over de lat springen zonder deze aan te raken of te laten vallen.
- Techniek: Verschillende technieken zijn toegestaan (Fosbury Flop, Scissors, etc.).
3. Landing
- Landing: De atleet moet landen op de mat zonder de lat te laten vallen.
- Geldige sprong: Een sprong is geldig als de lat op de steunen blijft liggen na de landing.
4. Fouten
- Lat laten vallen: Als de lat van de steunen valt, is de sprong ongeldig.
- Onder de lat door: Als de atleet onder de lat door gaat, is de sprong ongeldig.
- Aanraken van de lat: Als de atleet de lat aanraakt en deze valt, is de sprong ongeldig.
5. Wedstrijdverloop
- Drie pogingen: Elke atleet heeft drie pogingen per hoogte.
- Passen: Atleten mogen een hoogte passen, maar moeten dan de volgende hoogte proberen.
- Uitgeschakeld: Als een atleet drie opeenvolgende mislukte pogingen heeft, is hij/zij uitgeschakeld.