Ga naar hoofdinhoud

Polsstokspringen regels

1. Voor de sprong

  • Aanloop: Atleten mogen hun eigen aanloop kiezen, meestal tussen 12-20 stappen.
  • Polsstok: De atleet moet zijn eigen polsstok gebruiken, die moet voldoen aan de regels (lengte, gewicht, materiaal).
  • Hoogte: De hoogte wordt bepaald door de wedstrijdorganisatie en stijgt tijdens de competitie.

2. Tijdens de sprong

  • Aanloop: De atleet moet een rechte aanloop nemen naar de box.
  • Plant: De atleet moet de polsstok correct in de box plaatsen.
  • Swing: De atleet moet correct zwaaien en omhoog komen.
  • Over de lat: De atleet moet over de lat springen zonder deze aan te raken of te laten vallen.
  • Landing: De atleet moet veilig landen op de mat.

3. Landing

  • Landing: De atleet moet landen op de mat zonder de lat te laten vallen.
  • Geldige sprong: Een sprong is geldig als de lat op de steunen blijft liggen na de landing.

4. Fouten

  • Lat laten vallen: Als de lat van de steunen valt, is de sprong ongeldig.
  • Onder de lat door: Als de atleet onder de lat door gaat, is de sprong ongeldig.
  • Aanraken van de lat: Als de atleet de lat aanraakt en deze valt, is de sprong ongeldig.
  • Polsstok laten vallen: Als de atleet de polsstok laat vallen voordat hij/zij landt, is de sprong ongeldig.

5. Wedstrijdverloop

  • Drie pogingen: Elke atleet heeft drie pogingen per hoogte.
  • Passen: Atleten mogen een hoogte passen, maar moeten dan de volgende hoogte proberen.
  • Uitgeschakeld: Als een atleet drie opeenvolgende mislukte pogingen heeft, is hij/zij uitgeschakeld.