1. Voor de sprong
- Aanloop: Atleten mogen hun eigen aanloop kiezen, meestal tussen 10-20 stappen.
- Afzetbalk: De atleet moet afzetten vanaf de afzetbalk zonder deze te overschrijden.
- Materiaal: De afzetbalk moet duidelijk gemarkeerd zijn en mag niet worden verplaatst.
2. Tijdens de sprong
- Aanloop: De atleet moet een rechte aanloop nemen naar de afzetbalk.
- Afzet: De atleet moet afzetten vanaf de afzetbalk zonder deze te overschrijden.
- In de lucht: Verschillende technieken zijn toegestaan (hang, hitch-kick, etc.).
- Landing: De atleet moet landen in de zandbak.
3. Landing
- Landing: De atleet moet landen in de zandbak.
- Meting: De afstand wordt gemeten vanaf de afzetbalk tot het dichtstbijzijnde spoor in het zand.
- Geldige sprong: Een sprong is geldig als de atleet in de zandbak landt.
4. Fouten
- Overschrijden afzetbalk: Als de atleet de afzetbalk overschrijdt, is de sprong ongeldig.
- Buiten de zandbak: Als de atleet buiten de zandbak landt, is de sprong ongeldig.
- Terugvallen: Als de atleet terugvalt na de landing, wordt de afstand gemeten tot het dichtstbijzijnde spoor.
5. Wedstrijdverloop
- Drie pogingen: Elke atleet heeft drie pogingen in de kwalificatieronde.
- Finale: De beste atleten gaan door naar de finale met nog drie pogingen.
- Beste sprong: De beste sprong van alle pogingen telt.